de randen en de dammen zijn bedekt.
Uw woorden, eindelijk in klare taal ontdekt,
heb ik nu helder toegediend gekregen.
De boot heeft zich op het water uitgestrekt,
waarin uw leden zacht waren gelegen.
U was reeds aan mijn milde greep ontstegen
toen 't signaal weerklonk ten teken van vertrek.
De kleine golven speelden met de oever
langs d' oude koers die hij ook nu weer voer.
De dagen gingen reeds aanzienlijk stroever
en regen zich aaneen tot eind'loos snoer.
Eens heb 'k beproefd; nu was ik zelf beproefde.
Kapitein Nemo stond aan het diepteroer.
Herman Posthumus Meyjes
Deventer, 18 augustus 2014
Stadsgedicht 34
Geen opmerkingen:
Een reactie posten