op weg naar een doel dat geen van ons ooit zal bevroeden.
De vromen, schutspatronen, gaan voorop,
wier voorspraak, hopen wij, ons zal behoeden,
de richtingwijzenden wier blik 't oneindige bestrijkt,
de wichelaars die 't stenig pad verkennen
en die de mensen, heilig en onheilig, kennen.
Dan volgen de strompelaars die in het duister tasten,
de eigenaars van 't oud roest, door Achterberg genoemd, *)
bezitters van zekerheden die tot verdwijnen zijn gedoemd,
de eeuwige weifelaars die op de winkel passen.
Ik zie voorbijtrekken de sybarieten en asceten,
en allen die het in het leven immer beter weten,
Ik zie dichters, stenenbrekers, rolstoelers en atleten
en allen wier hoogst genot het is zich vol te vreten.
En dan de eindeloze rij van schimmen, de grens voorbij,
en achter zich het ruisen van de rivier de Lethe,
die de vergetelheid brengt waar de ziel naar smacht.
Bede
Voor de wijzen en de zieners: dat zij thans naar voren treden,
er wordt op hen gewacht.
Voor de levenden: dat zij geduld beoefenen en koesteren 's leven's eindeloze pracht.
Voor de doden: de slaap der eeuwen zij hun eeuwig zacht.
© Herman Posthumus Meyjes
Deventer, 1 november 2014
*) zie zijn gedicht “Deïsme”
Ter gelegenheid van de restauratie van het kerkhof aan de Diepenveenseweg
Geen opmerkingen:
Een reactie posten