Soms hoor ik weleens een doffe plof
en dan denk ik: 'is dat hem nou,
de plof, de knal, de beving en de dreun,
de schok, de krach, de grote zucht,
waarmee alles om ons heen
ineen zal zijgen, wanneer vrijwilligers
hun werk neerleggen en zouden besluiten
morgen thuis te blijven
en niet langer te verrijzen
uit de stoel die hun alreeds
vermoeide leden ondersteunt?
Is dat hem nou?'
Maar neen, iets anders is geploft.
Ik hoor wel de stad die zucht en kreunt,
maar het is geklaag, gekerm, geween
uit anderen, meest boekhoudkundige hoofde.
Want in spin, de bocht gaat in,
en uit spuit, de bocht gaat uit,
en de vrijwilliger is er van 't einde tot 't begin,
of andersom, komt het zo uit.
Onderwijl verandert.
de stadsgids in de mantelzorger,
de sportveldlijnentrekker
in de eenzaamheidsbestrijder,
de wensvervuller in de vuilnisbuitenzetter,
en de kinderbegeleidster
in de klaar-over, de lees- en fietsdocent,
in de opvanger en ondersteuner van
daklozen en gestruikelden,
de boodschappendoener
in de klusjesman of –vrouw
waar de behoevende om vraagt,
de ruggenkrabber in de gezelligheidsleverancier,
de maatschappelijke stagist
in de lampenverwisselaar, de kokkin,
in de deler in rouw en vreugde –-
zij allen zijn reeds onderweg,
ter vervulling van 't het beloofde,
èn vanwege die innerlijke drang
die hen naar buiten jaagt.
Want in spin, de bocht gaat in,
en uit spuit, de bocht gaat uit,
en de vrijwilliger is er van 't einde tot 't begin,
of andersom, komt het zo uit.
Herman Posthumus Meyjes
Deventer, 27 november 2014
Ter gelegenheid van de nationale vrijwilligersdag in de Deventer Schouwburg
Stadsgedicht 38
Geen opmerkingen:
Een reactie posten