Ik schuifel langs de maatlat van de tijd
en hoop te weten hoe ik de toekomst zag
toen die alreeds in mijn verleden lag
en als een spijkerbedje was gespreid.
Die toekomst heeft mij grondig voorbereid
op wat mij overkwam van dag tot dag
nadat ik mijn ouderdom, waar ik nu om lach,
had ingeruild voor jeugd, de ernst gewijd.
Herinnering die in eigen staartstuk bijt
roept om herstel van hogerhands gezag.
Ik doe van deze strijd getrouw verslag
opdat oogst van gister op heden's grond gedijt.
Ik klamp mij vast aan al wat eens verglijdt
en ween om wat nog komen moet.
“Vaarwel”, zo luidt mijn welkomstgroet –-
Het verleden van de toekomst komt op tijd.
Ik verzet de wijzers, alle tijd ten spijt,
en leg op het broos restant beslag.
Wat komt maakt van het voorgaande gewag –-
O, toekomst, wat sta ik bij u in het krijt!
© Herman Posthumus Meyjes
Deventer, 1 april 2015
Stadsgedicht 53
Geen opmerkingen:
Een reactie posten