Zo dood als ik eensdaags zal zijn,
zijn armen hemelwaarts geheven,
zo levenloos staat hij in het plantsoen.
Kindergezang omspoelt zijn bast,
kapelmuziek klautert omhoog,
het jonge groen verschaft contrast,
de gewoonte van het staan
en het dagelijks zijn plichten doen
maakt dat hij ongeworteld lijkt te zweven.
Het lijkt nog wat, maar zijn leven
zit er op, het is slechts schijn.
Hij is zo dood als ik eensdaags zal zijn.
Herman Posthumus Meyjes
Deventer, 9 mei 2014
Terwijl ik in de muziekkoepel zat te wachten om (op 4 mei j.l.) te mogen voordragen, viel mijn oog op die ene dode boom, een nieuw stadsgedicht is geboren.
Stadsgedicht 24
Geen opmerkingen:
Een reactie posten